Ik ontmoet zoveel rakende uitspraken en zinnen in het dagdagelijkse leven dat ik ze allemaal zou willen vangen en bewaren. Ik stel me hierbij al voor hoe ik er met een vlindernetje achteraan ga en ze opberg in glazen potjes, zoals de GVR van Roald Dahl. Deze fantasie zal ik nooit tot werkelijkheid kunnen brengen, maar via deze rubriek doe ik toch een bescheiden poging om iets van al dat moois bij te houden en te bewaren.
‘Iedereen kan tekenen, en er zit zoveel troost en voldoening in.’
Door: Philippe Van Cauteren, De Standaard 3/12/20
Toen ik klein was, tekende ik graag. Elke week kregen we ‘De stipkrant’ en daar stond telkens een tekening in met een beschrijving van hoe je ze stap voor stap op papier kon krijgen. Op een groot blad tekende ik ze allemaal na, daarna kleurde ik ze nauwkeurig in en gaf ze een ereplaats in mijn kamer. Door die stap-voor-stap-methode zagen ze er best goed uit, maar dat was bijzaak. Het meest geweldige was het gevoel van die tekeningen met mijn eigen handen te maken, ze uit mijn eigen handen te zien ontstaan.
Toch raakte ik in de vele jaren daarna haast nooit nog een tekenpotlood aan. De belangrijkste hindernis hiervoor was de gedachte – je raadt het al wel – ‘ik kan niet tekenen’. Het was een soort vage zekerheid dat ‘echte tekenaars’ iets konden wat ik totaal niet kon. Een gevoel van schaamte zelfs bij het idee om het alleen maar te proberen. Een strenge stem in mijn hoofd stond al onmiddellijk klaar in mijn hoofd met: ‘Je bakt er niets van’, ‘Het lijkt nergens op’, ‘Je verdoet je tijd’. Het verlangen om te tekenen sluimerde in en was nog nauwelijks voelbaar.
Het geeft voldoening om iets te creëren wat voordien nog niet bestond en waarin ik iets van mezelf kan uitdrukken.
Tot de zin om te tekenen zich de laatste jaren steeds meer aan me opdrong. Het was een kriebel om vormen, beelden, kleuren te zien ontstaan uit mijn eigen handen. Ik tekende eenvoudige schetsen, van beelden die in me opkwamen en vorm wilden krijgen.
En nee, het zijn geen meesterwerken. Ze zien er lang niet uit zoals ik ze in mijn hoofd had.
En ja, tekenen is best moeilijk. Vaak zien ‘mijn schepsels’ er echt niet uit. Maar toch blijf ik ermee doorgaan, en dat heeft veel te maken met wat Philippe Van Cauteren beschrijft: doordat tekenen zo troostend werkt en zoveel voldoening geeft, vind ik de moed om het juk van ‘wat wel of niet mooi is’ van me af te gooien en het gewoon te doen.
Tekenen voelt voor mij een goede tegenbalans voor schrijven. Alsof ik er hele andere hersendelen voor aanspreek en de delen die instaan voor ‘nadenken’ en ‘woorden geven’ wat kunnen uitrusten.
Tekenen is de kortste afstand tussen ons hart en onze handen.
Het helende – ik zou haast zeggen zalvende – effect heeft voor mij vooral te maken met het bezig zijn met mijn handen, weg van de computer en smartphone.
Het geeft voldoening om iets te creëren, om iets te maken wat voordien nog niet bestond en waarin ik iets van mezelf kan uitdrukken. Voor mij voelt tekenen niet alleen ‘de kortste afstand tussen onze hersenen en onze handen’ zoals Philippe Van Cauteren zegt, maar ook de kortste afstand tussen ons hart en onze handen, of onze ziel en onze handen. Iets van het diepste van onszelf vindt via tekenen zijn weg naar het papier.
Dus, als je het ook voelt kriebelen, neem vooral dat potlood en papier bij de hand.
Experimenteer. Probeer. Doe. Durf.
Vergelijk jezelf niet met anderen.
Iedereen kan tekenen. Ieder tekent op zijn eigen manier.
Of om het met de woorden van Clouseau te zeggen :-): ‘Wie bepaalt wat mooi is? Dat doe jij alleen!’
Eén reactie